K
Kaalkap,
vlaktegewijze kap:
Velling van een totale opstand over een groot oppervlak voor verjonging,
waarbij het bosmilieu tijdelijk geheel verdwijnt.
Kale fase: Naar Leibundgut, Boomloze fase
waarin kruiden domineren. De kroonprojectie van de boomvormende soorten ligt
lager dan 10%. Bosklimaat ontbreekt in deze fase.
Kleinschalige bosstructuur: Bosopbouw waarin structuurelementen
van verschillende maat en/of aard elkaar intensief afwisselen. Eenvormige delen
zijn niet groter dan globaal 0,3
ha.
Korthoutmethode: Het gevelde hout wordt bij de
stobbe gesnoeid en gekort in sortimenten.
Kronenprojectie: Dat deel van een opstand in
procenten van de totale oppervlakte dat wordt bedekt
door de loodrechte projectie van bomen en struiken (bij de kronen gaat het hier
om de zogenaamde uitwendige bedekking, die bepaald wordt door de omtrek van de
kronen.
Kruidlaag: Vegetatielaag die (grotendeels)
uit kruidachtige planten bestaat.
Kwast: In het hout ingegroeide takken. Afhankelijk
van het feit of de tak tijdens het ingroeien dood of levend is ontstaan
respectievelijk losse of vaste kwasten. Ook wel noesten genoemd.