G
Gaffelaar: Boom met twee toppen en bijbehorend
stamsysteem. Ook dubbelstam.
Gebreken (in hout): Gebreken kunnen zijn van velerlei
aard zoals: draaigroei, losse ringen, scheuren, losse kwasten, noestrot,
vorstlijsten, al dan niet overgroeid metaal, verkleuring en door wild, velling,
verkeer e.d. veroorzaakte beschadigingen.
Gebreksverschijnselen: Een onvoldoende voorziening van een
minerale voedingsstof. Dit veroorzaakt fysiologische storingen die leiden tot
groeiachteruitgang en veranderingen in het uiterlijk van de boom.
Gebruikssortimenten: Rondhout dat als zodanig wordt
gebruikt en dat voldoet aan de voor een bepaald sortiment voorgeschreven lengte
en diktematen.
Geïntegreerd
bosbeheer: Beheer
dat er op is gericht om in een bos zowel natuur, bosbeleving als houtproductie
tot hun recht te laten komen. De beheersmaatregelen sluiten zoveel mogelijk aan
op spontane processen en zijn bedoeld om de functies van het bos integraal te
verbeteren of daarin een beter evenwicht te brengen. Door een actief beheer ontstaat
een aantrekkelijk en een naar soorten en leeftijd gemengd bos. Het bos heeft
een aanzienlijk deel inheemse soorten, kwaliteitsstammen, dode bomen en een
gevarieerde bosstructuur.
Gesloten bos: Bos met een bedekkingspercentage
van het kronendak van minimaal 60%.
Geveld rondhout: Gevelde en van zijtakken ontdaan,
niet gezaagd en onbekapte boomdelen.
Groeiplaats: Het geheel aan factoren zoals
klimaat, bodem, waterhuishouding, helling, hoogteligging en alle biologische
invloeden van buiten, die op een bepaalde plaats een vegetatie beïnvloeden. Een
groeiplaats is geschikt voor een bepaalde soort, als deze het daar blijvend
goed doet en zich er blijvend handhaaft c.q. verjongd. Groeiplaats wordt ook
wel habitat of standplaats genoemd.
Groepenkap: Velling waarbij de groepen in een
aantal werkgangen telkens worden uitgebreid. Het bosklimaat blijft grotendeels
intact. Verjongingsmethodiek gericht op het verjongen van schaduwboomsoorten.
Ook femelkap genoemd.
Groepsgewijze
menging: Menging
waarbij verschillende boom- en/of struiksoorten in afzonderlijke groepen staan.
Groepsgewijze uitkap: Het uitkappen van groepen bomen
voor kleinschalige, meestal natuurlijke verjonging. De doorsnede van de
verjongingsgaten is afhankelijk van de gewenste boomsoort(en) en varieert van
ca. 1 (schaduwsoorten) tot maximaal 3 à 4 maal (lichtboomsoorten) de hoogte van
de omringende bomen.
Grondvlak: Het grondvlak is de gezamenlijke
oppervlakte van de doorsneden van de bomen op borsthoogte (1,30 m +maaiveld),
uitgedrukt in m2 per ha.