C1. Diepte van
de levende kroon
Een
diepe groene kroon is erg belangrijk. Er is een sterke relatie tussen het
kroonvolume en de jaarringbreedte (= bijgroei). Bomen met een diepe groene
kroon groeien harder en worden dus sneller dik. Ook op latere leeftijd is een
diepe kroon belangrijk: oude bomen met een grote diepe kroon groeien langer
door. Daarnaast zijn bomen met een diepe kroon over het algemeen vitaler.
De
diepte van de levende kroon van de proefboom kunt u berekenen aan de hand van
de volgende formule:
B3 – B4
(waarin:
B3 = boomhoogte; B4 = lengte takdode stamdeel)
Het
resultaat noteert u in tabel 3 bij C1.
C2. Kroonpercentage

Figuur C1: Ideale
verhouding tussen levende kroon en takdode stamdeel
|
Bij
volwassen bomen is de ideale verhouding tussen de levende kroon en het
takdode stamdeel ongeveer 1:1. Dat betekent dat de helft van een volgroeide
boom uit een levende kroon moet bestaan.
Het
kroonpercentage van de proefboom kunt u berekenen aan de hand van de volgende
formule:
(C1 / B3) x 100%
(waarin:
C1 = diepte van de levende kroon; B3 = boomhoogte)
Het
resultaat kunt u noteren in tabel 3 bij C2.
|
Toelichting figuur:
Een volgroeide boom van 24
meter hoog bestaat in de ideale situatie uit 12 meter levende kroon
en 12 meter
takdode stam (levende kroon: stam = 1 : 1).
|
C3. Hoogte/diameter-verhouding (h/d)
Bomen
moeten stabiel zijn, zodat ze bijvoorbeeld bestand zijn tegen storm. De
verhouding tussen de hoogte en diameter (h/d-verhouding) is daarvoor een
belangrijke graadmeter. Er geldt: hoe hoger de h/d-verhouding, hoe lager de
stabiliteit. Wanneer de waarde boven de 90 komt is sprake van een instabiele
boom. Jonge bomen hebben door sterke concurrentie meestal een hogere h/d dan
oude bomen. In een oud bos is een hoge h/d (> 90) dus zorgwekkender dan in
een jong bos.
U
kunt de h/d-verhouding van de proefboom berekenen aan de hand van de volgende
formule:
(B3 x 100) / B2
(waarin:
B3 = boomhoogte; B2 = diameter borsthoogte)
Het resultaat noteert u in tabel
3 bij C3.